Het bord met Dr. D. de Wachter. Psychiatrie. Psychotherapie. laat er geen misverstand over bestaan: hier woont psychiater De Wachter. Hij opent de deur en laat ons binnen. Links, in de gang al meteen een boekenkast. Vriendelijke ogen en een zachte stem. ‘We gaan over boeken spreken, misschien kunnen we beter boven in mijn bibliotheek gaan zitten.’
Het herenhuis is stil en groot. Je krijgt de neiging om te fluisteren. Dat is echter niet de bedoeling. Zijn gehoor kreeg een flinke opdoffer van de chemo. En er staat hem na ons gesprek nog een ingreep te wachten. Toch maakt hij met liefde tijd om over zijn favoriete boeken te spreken.
De praatstoel waarop Dirk de Wachter vandaag zit, is een subtiel bankje dat zo in een film kan. Een film over een psychiater bijvoorbeeld, of een filosoof. Aan de wand achter hem een afbeelding met getekende portretten van Gerard Reve.
‘Ah, u ziet het. Reve. Daar gaan we straks eens uitgebreid over hebben.’ Tegen de wand voor de afbeelding een kastje met boeken van De Volksschrijver. Ik houd van mensen die aparte kastjes voor favoriete schrijvers hebben. Misschien omdat ik er zelf te slordig voor ben om dat voor elkaar te krijgen. Voor ons op tafel stapels boeken, hij krijgt veel opgestuurd. Naast der Trinker van Hans Fallada leg ik mijn opname-apparaat.
Ik las uw boek Vertroostingen over uw ziekte, een vriend van mij heeft er veel aan gehad.
Vertroostingen is blijkbaar in Nederland heel erg verspreid geraakt. Dat doet mij plezier. Het is mijn eigen relaas van mijn ziektetoestand die me nog altijd veel parten speelt. De achttiende word ik opnieuw onder handen genomen. Opnieuw onder het mes. Dus het is een verhaal met een vervolg. Dat boek heeft blijkbaar heel wat erkenning opgeleverd. Veel mensen hadden er troost door.
In het boek beschrijft u de waarde van samen lezen. U leest samen met uw zoon Mendelsohn. Mijn vriend deed hetzelfde met zijn zoon.
Is het waar? Dat is prachtig. Het was het idee van mijn zoon om samen Mendelsohn te lezen. Het boek is heel gelaagd. Het boek gaat over Odyssee, maar eigenlijk gaat het over Odyssee en zijn zoon en eigenlijk ook over Odyssee en zijn vader. Het kaderverhaal is Mendelsohn, de auteur en zijn vader. En wij lezen het dan: vader en zoon. Dus alleen die driedeling maakt het ja, wat maakt het, als ik dat woord zo mag gebruiken: ongelofelijk liefdevol. Verbindend. Ja dat. Dat alleen maar. Ik zou er de tranen van in de ogen krijgen.
"Het was het idee van mijn zoon om samen Mendelsohn te lezen. Het boek is heel gelaagd. Het boek gaat over Odyssee, maar eigenlijk gaat het over Odyssee en zijn zoon en eigenlijk ook over Odyssee en zijn vader."
Mijn zoon is ook psychiater. Niet dat wij alleen maar over psychiatrie spreken, maar we hebben ook op dat gebied een connectie. Hij is een psychiater die heel filosofisch geïnspireerd is. Ik ook. Hij heeft filosofie gestudeerd. Formeel. Veel meer dan ik. Hij is verstandiger ook. Het is voor mij heel mooi en bijna aandoenlijk dat hij dan afkomt met dat boek en zegt: ‘Kijk papa, ik heb een boek voor u bij.’
Dat gebeurt wel vaker. Ik krijg veel boeken, maar hij zei: ‘Ik heb twee exemplaren. We gaan het samen lezen.’
Het was zijn idee hè. We hebben het daarna nog met een ander boek gedaan, maar toen ik een beetje hersteld was, zijn we ermee gestopt. We moeten er ook geen spelletje van maken. Maar de verbinding tussen vader en zoon via de literatuur, dus via het verhaal en het verhaal in het verhaal, da’s prachtig. Hij stuurde af en toe een berichtje: waar zit je? En kijk eens wat een mooie passage. Enfin, het zijn allemaal herkenbaarheden en emotionele toestanden die heel mooi waren om wederzijds te erkennen. Ik ben mijn zoon eeuwig dankbaar.
Hoe raakte u aan het lezen? Hoe werd u voor het eerst gegrepen door literatuur?
Dat is een goede vraag waar ik ontgoocheld op zou antwoorden. Ik las al jong, maar geen fictie. Ik las een encyclopedie voor de jeugd. Ik kreeg elk jaar van mijn meter met nieuwjaar een deel van de encyclopedie. En dat las ik zeer nauwgezet. Het was een gethematiseerde encyclopedie. In het begin was ik daar een beetje jong voor en aan het eind was ik daar een beetje oud voor. Ik was ook, en dat zal niet zo sympathiek zijn geweest op school, een beetje een wijsneuzerig ventje, omdat ik dan, ik zeg maar wat, iets wist over het leven van Rachmaninov bijvoorbeeld.
Zoek het eens op heette die encyclopedie. Met prentjes erbij en veel uitleg. Ik las al veel toen. Met de zaklamp onder lakens in het bed.
Wat ik hoor, is het ergens nog net niet bij kunnen en toch al willen weten.
Absoluut juist. Dat speelt nu misschien ook nog wel. Ik ben nu Jon Fosse aan het lezen en ik kan er net niet bij, maar ik vind het wel boeiend. Dat is curiositeit. Nieuwsgierigheid. Mijn beste twee vrienden waren ook net wat ouder. Ik was leergierig, sponzig. Ik had nood aan input van wat oudere kinderen. Tot voor kort had ik ook heel erg nood aan een meester, iemand die mij leerde. Het is een beetje merkwaardig hoe ik door sommige mensen nu zelf zo gezien word. Het is een positie die ik nog een beetje moet gewoon worden.
Was die meester er?
Als kind was er natuurlijk een meester op school. Toen ik een jaar of vijftien was, was er een leraar, een leraar Nederlands, die ook literatuur aanbracht. Die was heel belangrijk voor me. Hij vertelde over auteurs als Johan Daisne en Hubert Lampo. Vlaamse auteurs die nu misschien een beetje vergeten zijn. Die stonden op de verplichte leeslijst. Toen zei de leraar: “Kijk er is ook nog een auteur en daar zijn jullie nog net een beetje te jong voor en dat is Gerard Reve.”
"De Avonden. En daar is het gebeurd. Daar is mijn leven veranderd. Wat een overdrijving is natuurlijk, maar zo vertel ik het graag."
De Avonden. En daar is het gebeurd. Daar is mijn leven veranderd. Wat een overdrijving is natuurlijk, maar zo vertel ik het graag. Dat was een Aha-Erlebness. Ik ben diezelfde avond naar de plaatselijke bibliotheek getrokken om dat boek te lenen. De bibliothecaris, die een vriend van mijn vader was, zei: “Daar ben je nog een beetje te jong voor.”
‘Ja, ik weet het, de meester zei het al.’
Ik heb het diezelfde nacht uitgelezen. Ik was volkomen gebiologeerd door dat werk. Omdat daar de gedachten van een mens in geschreven worden. Frits Egters denkt en dacht zoals ik.
Frits stelt zich allerlei vragen.
Ja, maar ik ook! Maar ik was vijftien en Frits was al dertig. Frits leefde in de jaren veertig en ik in de jaren zeventig en Frits was een Nederlander en ik een Vlaming en Frits leefde in de stad en ik in een klein dorp en Frits kwam uit een communistisch gezin en ik uit een katholiek. Dus de verschillen waren immens. Maar de gelijkenissen waren treffend. Dat is grote literatuur. Dat is grote literatuur! Literatuur die heel particuliere beschrijvingen universeel herkenbaar kan maken. Ik heb dat met die leraar besproken en die heeft toen een les gegeven buiten het leerplan – en dat zijn de interessantste lessen- over Freud, Adler en Jung, over psychoanalyse. Heel eenvoudig. Toen dacht ik: dit is wat ik wil doen. Dit is ongelofelijk boeiend. En het bijzondere is dat ik dat nu nog altijd vind. Ik spreek van vijftig jaar geleden. Ik ben die leraar natuurlijk eeuwig dankbaar. Dat is echt een momentum geweest.
"Ik had een interview met Tom Lanoye over De Avonden en die vroeg: “Hoe is het toch mogelijk dat gij geen homoseksueel zijt.” Dat vond hij heel bijzonder. Men kiest dat niet."
Daarna ben ik alles van Reve beginnen lezen. En daar was ik ook te jong voor. Want het was zoals Reve zelf noemde: ‘geouwehoer’. Hij schrijft ook in een Bijbelse taal. Dat is een taal die ik ook zelf graag hanteer. En ook een taal die ik zelf graag in anderen herken, denk maar aan Jon Fosse. En bijvoorbeeld de zanger Leonard Cohen. Eigenlijk schrijft Reve een soort Vlaams ook. Misschien een beetje raar om te zeggen. Hij woonde daarna ook in Vlaanderen. De taal zelf vond ik heel boeiend. Ik ben zelf, ik kan er niets aan doen, geen homoseksuele man, dus die herkenning was er niet, maar toch raakte zijn werk mij.
Ik had een interview met Tom Lanoye over De Avonden en die vroeg: “Hoe is het toch mogelijk dat gij geen homoseksueel zijt.” Dat vond hij heel bijzonder. Men kiest dat niet.
Ik was een Reviaan in die zin dat ik dan ook geen Mulisch en geen Hermans las. Dat was een doodzonde. Ik heb wel stiekem, maar hij mag het niet horen, Onder Professoren van Hermans gelezen. Maar dat heb ik aan hem verder niet verteld.
"Ik had van thuis uit geen literaire voorbeelden. Toen kwam Reve en daardoor opende zich een wonderlijke doos van Pandora."
Ik had van thuis uit geen literaire voorbeelden. Toen kwam Reve en daardoor opende zich een wonderlijke doos van Pandora. Daarna heb ik Ivo Michiels gelezen. Die dialogue intérieur vond ik heel interessant, die sloot ook heel erg aan bij mijn psychiatrische belangstelling die toen ontstond. Freud ook. Te jong en toch lezen. Veel secundaire literatuur en dan toch ook de grote modernisten zoals Proust en Joyce.
Joyce heb ik gelezen in de grote vakantie tussen mijn middelbare school en de universiteit, dan zijn er drie maanden vakantie. Dat was een goeie periode om Ulysses te lezen, waar ik te jong voor was. Wederom. Altijd opnieuw. Altijd opnieuw. Maar toch, ik heb dat helemaal gelezen. Ik had een tafeltje gemaakt en daarop waren drie boeken: de Ulysses, in het Engels, de Nederlandse vertaling en een hulpboek waarbij alles werd verklaard van die speciale Ierse uitdrukkingen en referenties die alle kanten opgaan. Het onbewuste en het te jong zijn voor waar ik mee bezig was, komt altijd terug.
Ik houd ook erg van Charles Bukowski. Bukowski is een dichter die ik erg koester en als ik zelf gedichten voorlees – dat doe ik af en toe, op een podium – met muzikale omlijsting. Het gedicht dat ik overal voorlees, mijn lijfgedicht, is Style van Bukowski.
Citeert: Style is the answer to everything.
Ik verdiep mij graag in een auteur en dan heb ik de neiging daar alles van te lezen.
Vaak zijn het schrijvers die een randje hebben.
Ja, daar heeft u gelijk in. Niet alleen de auteur, maar neem bijvoorbeeld de filosoof Heidegger: niet-correcter kun je niet worden.
Céline. Idem. En Michel Houellebecq natuurlijk. Dat is ook een auteur die ik ontmoet heb.
"Zij zeggen de meest verschrikkelijke dingen en dan zeg ik: ‘Ja, maar dat zijn zij, die dat zeggen."
Het is ook omdat ik als psychiater, en dat is ook mijn wezen, dat ik een milde, niet al te oordelende, voorzichtige wat brave man moet zijn en dat is ook wel wie ik ben hoor, maar tegelijkertijd vind ik het een beetje lastig dat ik dan door de publieke opinie gezien word als een softe, wat lullige, wollige figuur. Dat vind ik niet prettig. Daarom, dat ik me dan omring door dat soort auteurs om een beetje een evenwicht te vinden. En zij zeggen de meest verschrikkelijke dingen en dan zeg ik: ‘Ja, maar dat zijn zij, die dat zeggen.’
De filosofie van Heidegger blijft bijzonder relevant, maar zijn grote vergissing met het nazisme, waar hij nooit helemaal op teruggekomen is en ook zijn antisemitische uitspraken die onvergeeflijk zijn, het is wat het is. Natuurlijk. Wat alleen maar bewijst dat ook geniale figuren gigantische misstappen kunnen maken wat eigenlijk een geruststelling is. Er bestaan geen goden hier op aarde. We zijn allemaal mensen en ook de grote geesten zijn grote zottigheden. Maar inderdaad, ik omring me wel eens met figuren die wat scherper zijn dan ikzelf.
"Zijn debuut heeft mij rechtstreeks geïnspireerd voor mijn boek Borderline Times. Dat boek was ook een soort Aha-Erlebness."
Over Houellebecq zegt u ook: hij zoekt liefde.
Hij wordt gelezen en bekritiseerd als een misogyne anti-alles-auteur en een pornograaf. Maar hij is op zoek naar liefde. In zijn laatste boek Anéantir (Vernietigen in de Nederlandse vertaling) is dat heel erg aanwezig. De wereld als markt en strijd zijn debuut heeft mij rechtstreeks geïnspireerd voor mijn boek Borderline Times. Dat boek was ook een soort Aha-Erlebness. Hij schrijft het dan zo scherp en juist en prachtig op.
Wat mij trof, u schreef: ik ben dieper dan ooit doordrongen van de onkenbaarheid van anderen.
Dat is een van de wezenlijke stellingen van mijn beroep en in het doceren van mijn beroep. We zijn geïnteresseerd in de ander, omdat de ander altijd iemand met een grote A zal zijn, altijd een vreemde blijft. Dat maakt ons niet cynisch, maar curieus. Dat maakt ons dat we ook na vele therapeutische sessies nog altijd blijven vragen, hoe is dat eigenlijk? Vertel. En dat we, nog een stap verder, in de liefde, ook na vele jaren curieus blijven, nieuwsgierig blijven naar de ander, die we nooit helemaal kennen. Een wezenlijke existentiële positie: de ander als ander. Ik kan me heel erg vinden in de stelling dat we de medemens nooit helemaal kunnen kennen. En dat is in de psychiatrie belangrijk: dat het begrijpen van de patiënt een groot gevaar is. Dat we hem stoppen in het hokje van de diagnose: ah maar u hebt dat en dat bent u. Dat is een kwalijke zaak. Ik weet niet wie die mens is, ik kan die nooit helemaal vatten. De filosoof Levinas zegt: ‘Iemand begrijpen, is grijpen.’ Dat is ook bijna een politiek probleem. Ik begrijp het: ik zal het wel regelen. Het niet-begrijpen is een heel belangrijke levenshouding, op een niet-cynische manier. Het niet-begrijpen, het open in de wereld staan en het curieus verwonderd blijven. Zonder vooroordeel in elk geval.
Komt een patiënt bij mij, die zegt: “Ik voel mij niet zo goed, ik ben depressief.”
‘Ah, depressief dat ken ik, ik ben al veertig jaar psychiater. Ik zal u een voorschrift maken.’
Nee, nee, vertel, hoe is dat bij u? En dan komt hij jaren en het is toch elke keer weer anders. Dat is het moeilijke van mijn beroep, maar ook het boeiende. Het moeilijke is het boeiende, dat gaat samen en dat heb ik allemaal geleerd van De Avonden.
Heeft u het idee dat veel vakgenoten van u De Avonden gelezen hebben?
De mensen van mijn generatie vaak wel denk ik. De jongere generatie, dat zal minder en minder zijn. Zelfs de grote Reve wordt minder en minder gelezen. Dat heb ik onlangs begrepen van een bevraging van de Nederlandse bibliotheken. Ja zo gaan we allemaal voorbij. Alles geht vorbei, nur die Liebe währt.
"Mijn overtuiging is, ik zeg het een beetje provocerend, dat men meer kan leren over het wezen van de mens in een grote roman dan in The American Journal of Psychiatry."
Hugo Claus is hier de grote schrijver, die wordt nog heel weinig gelezen. Ik zit hier te kakelen en ik doe dat ook graag. Ik wil graag de literatuur promoten, omdat ik vind dat die voor mijn vakgenoten erg wezenlijk is. Dus in de opleiding psychotherapie verplicht ik mensen in het derde jaar een roman te lezen. Dat behoort tot het examen. Ze moeten een roman lezen en dan moeten ze vanuit een therapeutische bril kijken wat hen dat kan leren. Mijn overtuiging is, ik zeg het een beetje provocerend, dat men meer kan leren over het wezen van de mens in een grote roman dan in The American Journal of Psychiatry. Provocerende stelling, want ik vind dat psychiaters ook geneeskunde moeten kennen. Ik ben daar ook niet onnozel in. Maar die medische opleiding is sterk genoeg, de literaire opleiding is erg klein. De geneeskunde student dreigt in zijn zes jaar studie geen enkel boek meer te lezen. Een goede vriend van mij, psychiater, zegt: “Het is toch spijtig dat we door onze drukte geen romans meer kunnen lezen.” Ik durfde niks te zeggen, want ik lees nog veel romans.
Welke romans raadt u dan aan?
De beste roman van de twintigste eeuw, ik ben graag wat overdrijvend, of een die ik graag aanraad, is Leven en Lot van Vasily Grossman, dat is een fantastisch boek. Dat is eigenlijk de Oorlog en Vrede van de twintigste eeuw. Het speelt tegen de achtergrond van de oorlogssituatie van het Beleg van Stalingrad in ’42. We volgen kleine mensen en hun lotgevallen en hun stream of consciousness tegen de achtergrond van die oorlog. Formidabel boek. Over het hele leven. In het midden van het boek staat er een beschrijving van een concentratiekamp. Vasily Grossman was een van de eersten die een concentratiekamp kon bezoeken als journalist. En in dat concentratiekamp is er een man, een soort profeet en die weet dat hij gaat sterven en die spreekt, echt waar, over ‘het kleine goede’. Het concept dat ik heel erg vaak citeer vanuit het Levinasiaanse denken.
Ik lees graag de grote klassiekers: Thomas Mann, De Toverberg. De grote Russen.
Maar uw studenten komen daar misschien niet altijd mee.
Vaak kiezen ze Griet op de Beeck of Lize Spit. De romans die ten eerste van deze tijd zijn en die vaak ook nogal gaan over trauma en psychologiserende thema’s. Wat ook oké is. Meestal gaat het over de problemen des levens. Ik laat hen helemaal vrij.
Doordat ik me helemaal in schrijvers inleef, heb ik ook bewust gaten. Zo lees ik nu Jon Fosse en bijvoorbeeld geen Knausgård. Ik heb mij nu op die Fosse gestort. Pas op, ik had daar nog nooit iets van gelezen. Ik kende dat helemaal niet. Ik wist dat hij theaterauteur was. Ik ben gefascineerd. Men moet er een beetje inkomen. Vorig jaar heb ik mij op het hele oeuvre van Annie Ernaux gestort en dat is goed te doen. Ik heb daar zowat alles van gelezen, ook in de oorspronkelijke taal. Als er een taal is die ik kan lezen, zoals het Frans, dan lees ik in de oorspronkelijke taal. Italiaans zou ik graag willen lezen. Een van de grote romans is I Promessi Sposi (de Verloofden) van Alessandro Manzoni. Dat is ook een van de absolute werken die ik graag aanraad. Dat gaat over de liefde. In haar waarachtige vorm. Volkomen onmodieus. Volkomen achterhaald en toch heel juist. Heel parodoxaal. Enfin.
"Ik ben geen schrijver. Ik ben een psychiater die schrijft."
Schrijven zelf, biedt dat ook troost?
Ik ben geen schrijver. Ik ben een psychiater die schrijft. Mijn bekendste boek is Borderline Times, een maatschappijkritisch boek over het vakgebied ook. Dat is vooral corvee. Nee, dat kan ik niet zeggen. Dat laatste boek Vertroostingen heeft mij veel troost gebracht omdat het zoveel troost bracht voor veel mensen. Dat heeft mij veel plezier gedaan. Dat ik op mijn ziekbed toch nog zo veel kon betekenen. Dat ik daarmee ook buiten de muren van mijn praktijk het psychiater zijn kon aanbieden. Zoiets. Niet in het proces van het schrijven. Maar in de reacties daarop. Tom Lanoye vroeg mij dat ook: “Waarom zijt ge geen schrijver geworden?”
Omdat ik dat ook niet kan hè.
U bent het ondertussen wel.
U nodigt mij uit om onbescheiden te zijn. In het voorlaatste jaar van de middelbare school deed ik mee aan een schrijfwedstrijd en ik won die wedstrijd. De leraar was zeer fier en ik heb mijn opstel voorgelezen op de boekenbeurs in 1977. Het was toen gescheiden onderwijs. De jongensschool had een winnaar en de meisjesschool ook. Het was een blond meisje, ik weet het nog heel goed.
Jaren later, dit is een zeer bijzonder verhaal, zit ik in een werkgroep van laatstejaarsstudenten geneeskunde en daar was dat meisje. “Weet ge nog, we hebben elkaar toen gezien op de boekenbeurs?”
"Ik was niet suïcidaal hoor, maar toch zoekende, onzeker, wat moet ik met dit leven?"
Blijkbaar is er wel iets van een schrijver in me. Maar het was non-fictie, geen roman. Ik weet niet eens meer waarover het ging. Maar die leraar Nederlands, diezelfde leraar Nederlands heeft mij toch gestimuleerd. Die man die nu natuurlijk ouder aan het worden is, heeft mij vorig jaar of twee jaar geleden na mijn ziektetoestand een hele mooie brief geschreven, heel aandoenlijk, heel aandoenlijk. Hij had ook gelezen dat ik hier en daar over hem gesproken had. Hij was heel aangedaan door wat hij las wat ik over hem zei en dat hij heeft kunnen meewerken aan het feit dat ik geworden ben wie ik ben. Dat hij dat heel mooi vond. Dat circulaire vind ik heel mooi. En ik wil toch hier nog zeggen hoe belangrijk leraren zijn voor jongeren in die levensfase waarin men zo zoekende is. Ik was niet suïcidaal hoor, maar toch zoekende, onzeker, wat moet ik met dit leven? Van thuis uit werd ik erg gestimuleerd om geneeskunde te gaan studeren, maar ik was geïnteresseerd in literatuur en in kunsten en in antropologie en sociologie en niet zozeer in scheikunde en fysica. Ik was een goede leerling. En ineens was er de psychiatrie en dat was de oplossing van mijn leven en dat komt toch een stukje door die leraar.
Leraren zijn zo belangrijk. Dat wordt zo onderschat.
Schrijven kan heel belangrijk zijn. Schrijfopdrachten bijvoorbeeld zijn soms heel therapeutisch. Ik vraag dat vaak aan mensen om hun gedachten wat te proberen woordelijk te maken in plaats van dat die chaotisch in het hoofd maar blijven rondcirkelen. Het is wel een manier om er iets mee te doen en dat kan dan allemaal vormen aannemen.
"Maar problemen van u afzetten is geen therapeutisch gebeuren. Het gaat erover om ze in te kapselen en mee te nemen."
Maar problemen van u afzetten is geen therapeutisch gebeuren. Het gaat erover om ze in te kapselen en mee te nemen. Verdriet is een ding met stekels, dat is de metafoor die ik gebruik. Rouw of verlies. Een ding met stekels dat u in het begin echt verwondt, in uw huid snijdt en pijn doet en het is niet de bedoeling om dat dan weg te doen, want het komt altijd terug als een boemerang. Het is de bedoeling om dat zacht en geduldig te wikkelen en te wentelen en te windelen, zodanig dat we het kunnen meenemen zonder dat het nog pijnlijk steekt, maar we hebben het wel bij ons. Zeker als het gaat om het verlies van een dierbare of een geliefde. We nemen dat mee, we willen dat ook niet kwijt. En schrijven is een van die windelingen, is een van die technieken om het een plaats te geven om het ergens minder pijnlijk te maken.
Er wordt niet zoveel poëzie gelezen, zeker niet verkocht in de boekhandel, maar er wordt ongelofelijk veel poëzie geschreven. Ook in mijn praktijk, mensen brengen mij gedichten soms in eigen beheer uitgegeven over hun zijn. Schrijven is nog altijd wel in onze cultuur een manier om de dingen vorm te geven.’
"Ik heb het grote geluk gehad om door toeval op de platen van Zwangere Guy, de grote hiphopper hier in Vlaanderen, terecht te komen. Om gesampeld te zijn."
Heeft u concrete tips voor poëzie?
Poëzie past wel degelijk bij jonge mensen. Denk aan de slam poetry en heel de cultuur van de hiphop. Dat is ook een vorm van poëzie die niet zo ver staat van Alan Ginsberg en Kerouac. Dus dat gaat allemaal voort. Bob Dylan, hij heeft niet voor niks de Nobelprijs, men kan daar kritiek op hebben, maar er zit toch wel iets in. Dat zijn teksten die heel erg muzikaal zijn. Laten we via de wereld van jonge mensen daartoe komen. Ik heb het grote geluk gehad om door toeval op de platen van Zwangere Guy, de grote hiphopper hier in Vlaanderen, terecht te komen. Om gesampeld te zijn. Hij heeft twee keer op zijn platen mijn stem ingebracht. Fantastisch is dat hè?
Probeer jonge mensen via hun cultuur te bereiken en dan zitten we natuurlijk ook vaak bij Bukowski, want die is op een bepaalde manier heel toegankelijk. Op een bepaalde manier, want het is ook heel gelaagd hoor. Maar dat is vaak voldoende rauw en seksueel.
En de poëzie van Reve?
Ja, die is fantastisch. Maar kijk, nu raakt u mij op een zwakke plek. De poëzie van Reve is onderschat. Daar toont de schrijver zich in zijn grootheid, waar hij soms wat geouwehoerd heeft. In sommige boeken heeft hij in de poëzie ook dat spirituele, dat godsdienstige, dat hij op een heel bijzondere manier verwoordt.
Jotie ’t Hooft wordt nog altijd gekoesterd door jonge mensen die in het zwart gekleed zijn. Zijn weduwe heeft mij nog gecontacteerd een paar maanden geleden. Dat doet me dan heel veel plezier dat die dame dan zegt dat ze mijn werk apprecieert en dat ze het herkenbaar vindt.
De weduwe van Hugo Claus heeft mij ook geschreven. Kijk, ik ben een doodgewone jongen uit een klein dorp die allemaal gewone dingen vertelt. Als zulke mensen mij dan schrijven, dan ben ik daar heel dankbaar voor. Dan denk ik: wat voor gelukkig leven heb ik toch. Dat mensen zelf vanuit het verre Nederland me komen bezoeken om mij van alles te vragen en dat is geen valse bescheidenheid, want dat komt dan zo over. Ik blijf dat altijd heel dankbaar vinden. Dankbaar en aandachtig, de lijfspreuk van mijn leermeester in de filosofie Sam IJsseling. Dankbaar en aandachtig. Voilà.
Dat lijkt me een heel mooi einde. Maar nog één vraag: wie zouden wij na u moeten interviewen?
Misschien mijn vakgenoot Paul Verhaeghe, de psycho-analyticus/psycholoog uit Gent. Die op emeritaat is. Een zeer belezen man, een zeer wijze man. Dat zou ik wel kunnen aanraden. Wij worden samen vaak uitgenodigd en we hebben ook eenzelfde maatschappelijk engagement ook, maar we zijn heel verschillend van zijn. Alle twee milde mensen. Hij is een psycho-analyticus, een psycholoog, ik ben een arts, een psychiater, een systeemtherapeut, dat zijn al twee heel andere posities. Paul is een heel boeiende man, een heel belezen man.
–––––––––––––––
Dirk de Wachter's boek Vertroostingen is verkrijgbaar via Libris.nl en Bol.com.
Bekijk hier alle door Dirk de Wachter aanbevolen boeken.
Als abonnee van de Boekdelen nieuwsbrief ontvang je maximaal 1x in de week de beste leestips en interviews in je mailbox. Bovendien maak je iedere maand kans op gratis boeken!